De werkelijkheid is in beweging en gaat steeds meer op die van mij lijken. Zou het dan toch mogelijk zijn?Ik zit in een drie persoonskamertje op de tweede verdieping van Slaaphuis 1. Ik ben in Dopersduin in Schoorl. In de kamers naast mij slapen vier jongeren. Woensdag gaan we naar huis en gelukkig is het nog niet zover.

Dopersduin is een soort walhalla voor veel doopsgezinden; ‘iedereen’ kent de plek, de mensen, de sfeer. Blijkbaar gebeuren hier veel mooie dingen en vinden veel mensen het hier bijzonder. Ik voel het niet zo. Ik ervaar het hier niet als een bijzonder speciale plek. Wat wel bijzonder is zijn die vier mensen in de kamers naast mij. Tijdens de avondsluiting was er een moment waarop elke deelnemer (drie vandaag) zijn of haar godsmomentje kon noemen; wanneer was God vandaag zichtbaar voor jou? Ik had er wel dertig, maar heb er drie uitgekozen.Natuurlijk mijn dochtertje: twee jaar, stronteigenwijs en brutaal. Wil alles zelf doen en haar antwoord op alles wat je voorstelt is: dat wil ik niet. Een normale gezonde peuter dus. Daar zit zoveel God in gepropt dat ik er soms een beetje misselijk van wordt, zo geweldig vind ik haar. Vanmorgen nam ik afscheid van haar voor drie nachtjes. Moeilijk!

Die andere twee godsmomentjes hadden met die jongeren te maken. Op de heenweg kreeg ik een lift van een jongen die vroeger bij Supertwien zat, maar sinds hij 18 werd bij Super Trek. Sinds kort heeft hij zijn rijbewijs en gaat hij naar het conservatorium. Om te oefenen met rijden bracht hij mij naar Schoorl. Ik zat achterin en knalde bijna uit elkaar van trots. Wat is hij gegroeid en wat wordt dat een bijzondere man.

Eenmaal aangekomen ontmoette ik de vier jongeren waarmee ik mijn Dopersduinavontuur meemaak; twee nieuwe gezichten. Prachtig weer als vandaag vraagt om strand, dus wij naar Camperduin, chillen op het strand met de voetjes in het zand. Twee van hen hadden een ukelele mee die ze tevoorschijn haalden. Samen speelden en zongen ze als jonge lijstertjes een prachtig liedje waar ik van smolt. Dat was mijn derde godsmomentje.Graag voeg ik daar nog twee godsmomentjes aan toe, die -naar ik hoop- ook jou blij maken. De eerste is Dodie Clark. De ukelelespelende meiden zijn fan van haar en terecht. Ze is leuk, mooi, creatief, speelt ukelele (uiteraard) en kan zingen. Ze schrijft nummers over taboedoorbrekende onderwerpen en is daarom een belangrijk rolmodel voor jongeren en met name jonge vrouwen. Luister en hoor God zingen:

Zojuist beleefde ik mijn vierde godsmomentje toen ik op Facebook (ja het kan dus toch) een artikel las over de tien ‘nieuwe’ stellingen in het artikel ‘De scheiding tussen Rooms-Katholiek en Protestants is achterhaald’ van NieuwWij. Het gevoel dat overheerste bij dit godsmomentje was opluchting en een ‘eindelijk’-gevoel.Ik zet het woordje ‘nieuwe’ tussen haakjes, omdat ze alle tien weergeven wat ik zelf al jarenlang geloof en roep. Bij elke stelling denk ik ‘duh-huh’. Alsof de theologische wereld langzaam (heel langzaam) eindelijk wakker wordt.

Ik weet dat er ook weer heel veel reacties op het artikel gaan komen, zoals er altijd heel veel reacties op uitspraken of artikelen komen waarin iets doodnormaals wordt weergegeven (in mijn beleving).
Artikelen en uitspraken waarin iets van inclusiviteit of verbinding wordt aangeraakt, waarin muren worden afgebroken, waarin de uitzonderingen worden benaderd als gewoon onderdeel van het leven. Duh-huh.
Dat is toch niet nieuw! We zijn toch mensen in allerlei vormen, kleuren, gedaanten, dat is toch juist de schoonheid, de clou van ons bestaan! Dat er juíst in die veelheid van geluiden iets zichtbaar wordt van God, van onze verbondenheid, van alles wat we gemeen hebben. Natúúrlijk is de scheiding tussen Rooms-Katholiek en Protestants achterhaald.

Dit artikel vind ik dan ook niet opzienbarend; had ik het maar geschreven, dat had ik tien jaar geleden al kunnen doen. Blijkbaar is nu de tijd voor artikelen zoals dit en loop ik ook eens een keer vooruit, in plaats van achter de feiten aan. Mijn verbindende theologie sluit hier bijna naadloos bij aan. Ik zou nog een stapje verder willen gaan en het woord ‘kerk’ vervangen met ‘mens’.

Bijvoorbeeld bij stelling nummer drie, die ik nog wat exclusief vind klinken. Ik zou daar graag van maken: ‘Alleen als we als gelovigen en niet-gelovigen in verbinding blijven met de bron en elkaar, zijn we een levende gemeenschap’.
Of nummer zeven: ‘Pastoraat, omzien naar de ander, is de kern van gemeenschap-zijn’.

Wat zou ik het woordje kerk graag uit onze vocabulaire schrappen. Een kerk is een gebouw. Geloof is niet afhankelijk van een gebouw, maar van een gemeenschap. Van mensen. Allemaal op zoek naar antwoorden, zingeving. Waar mensen zijn, is God.

Misschien is Dopersduin dan toch wel een bijzondere plaats. Een plaats waar mensen -ik citeer de website- “samen kunnen komen om te bezinnen en te ontspannen. Het maakt niet uit of (of waarin) je gelooft of niet, of waar je vandaan komt. Iedereen is welkom”.
Dat is ook een godsmomentje waard.